Wange ![]() ![]() 'Wanga' werd voor het eerst vernoemd in 1070. 'Wanga' is een oudgermaans woord dat, weide, glooiing, flauwe helling betekent. Wange ligt immers aan de boorden van de Kleine Gete. Rondom de kleine dorpskern liggen voornamelijk beemden en weiden. De huidige schrijfwijze 'Wange' werd reeds in 1294 gebruikt. De heerlijkheid Wange behoorde toe aan de familie 'de Kraainem', heren van Wange. Guillaume de Wange hield in 1343 het kasteel (?) en de heerlijkheid in leen van de Graaf van Namen. In 1446 verkocht Libert de Wange de heerlijkheid aan Jacob de Lieminghe (+1453). De grafsteen van Antoon de Lieminghe (+6 juli 1704) staat op het kerkhof. Deze familie zou de heerlijkheid gedurende meer dan twee eeuwen bezitten tot in 1676. Nog een eeuw later kwam de heerlijkheid (via de F. de Scokaert die hem in 1722 kocht) in handen van de familie Arconati-Visconti. De Arconati-hoeve, gelegen aan de Kleine Gete, was het geliefd buitenverblijf van deze Brusselse familie. Hun woonhuis of kasteel lag vermoedelijk in de omgeving van de motheuvel van Wange. Deze feodale motheuvel is beschermd bij K.B. van 8/9/1981. Wange behoorde tijdens het Ancien Régime bestuurlijk tot het hoofdkwartier van Tienen in het hertogdom Brabant. Vanaf de Franse periode tot oktober 1963 was Wange een Luikse gemeente. Nadien ging het dorp over naar de provincie Brabant, arrondissement Leuven. Bij de eerste fusie van gemeenten in 1971, werd Wange bij Neerwinden gevoegd en in 1977 bij Landen. Op kerkelijk vlak hing Wange af van de dekenij Zoutleeuw en het bisdom Luik. Van 1559 tot 1802 behoorde de parochie tot het aartsbisdom Mechelen om nadien terug deel uit te maken van het bisdom Luik, maar dan onder het dekenaat Landen. Thans behoort Wange tot het bisdom Mechelen-Brussel, het dekenaat Zoutleeuw en de parochiefederatie Landen. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat Wange zeer oud is. Het is hier dat de 'Oude Belgen' woonden, vijfduizend jaar vóór Christus. In 1979 ontdekte archeoloog Marc Lodewijckx bij opgravingen op het 'Damekot' resten van een Bandkeramische nederzetting. Die cultuur, herkenbaar aan de haar heel eigen versiering op het aardewerk, komt voor in Midden-Europa. |