Archeologie De streek van Landen kende een bewogen geschiedenis die zeer ver terug gaat en waar we nog zeer weinig van weten. In de prehistorie was er immers enkel de noodzaak om te overleven en namen van mensen en volkeren werden nog niet genoteerd. Vondsten tonen aan dat er reeds meer dan 100.000 jaar geleden mensen in dit landschap hebben rondgezworven, Neanderthalers en misschien nog oudere menstypen, die in de warmere perioden van de ijstijden de kudden van groot wild volgden op hun zomertrek naar het noorden. Toen het klimaat hier rond 10.000 jaar voor Christus warmer werd en de planten dichte bossen begonnen te vormen die rijk waren aan alle soorten wild, woonden hier kleine groepen jagers en vissers. Hun tentenkampen en hutten lieten slechts weinig sporen na in de bodem en die zijn intussen al lang weggeploegd en weggespoeld. Pijlpunten, weerhaken, boren, schrabbers en andere werktuigen in vuursteen liggen nog verspreid over de velden en getuigen dat ze er waren, deze steentijdmensen, perfect aangepast aan hun milieu waarin ze zich thuisvoelden en waarin ze generatie na generatie hun voedsel en levenslust vonden. Rond 5.300 vóór Christus komen hier nieuwe groepen mensen aan vanuit het Rijngebied. Ze behoren tot de Bandkeramische Cultuur, zo genoemd naar de decoratieve banden die ze aanbrachten op hun aardewerk. Deze drie nederzettingen waren ingeplant in de vallei van de Kleine Gete (zie kaart links). Over de periode tussen de Bandkeramische Cultuur en de komst van de Romeinse legers onder bevel van Julius Caesar in de 1ste eeuw vóór Christus hebben we nauwelijks informatie. Landen behoorde in die periode waarschijnlijk tot het gebied van de Eburonen en wordt door de Romeinen veroverd en de gronden daarna systematisch verkaveld. De belangrijkste component van de Romeinse infrastructuur in de regio is ongetwijfeld de baan van Tienen, een kleine Romeinse stad, naar Tongeren, een belangrijk bestuurlijk en economisch centrum. Het verloop van deze hoofdbaan is op een topografische kaart goed te volgen en vormt een nagenoeg lijnrechte verbinding tussen Tienen en Tongeren. We kunnen ook vaststellen dat de meeste percelen, maar ook de veldwegen en de vroegere gemeentegrenzen, in NW-ZO-richting of in de haaks hierop gerichte NO-ZW-richting verlopen. Deze landindeling gaat zeer waarschijnlijk nog terug op het Romeinse kadaster, de zogenaamde centuriatio. In tegenstelling tot de streek rond Tongeren waar de kavels per bedrijfseenheid ongeveer 700 m in het vierkant meten, zijn de percelen die tot eenzelfde villa behoorden in de regio Landen beduidend groter en komen ze ongeveer overeen met het grondgebied van de huidige dorpen. Ook de villadomeinen zelf waren, met alle nodige bijgebouwen, groter en ook rijker uitgerust dan elders. Ze zijn ingenieus ingeplant in het landschap, kennen een gestadige ontwikkeling en groeien in de 2de eeuw na Christus uit tot prachtige residenties. In de 3de eeuw (na Christus) is er een sterke politieke en economische achteruitgang en worden de randgebieden van het Romeinse Rijk overspoeld door Frankische migranten. De Romeinse villadomeinen worden er in het midden van de 3de eeuw verlaten en meestal ook vernield. Ze worden later bezet door de Frankische kolonisten die er hun eigen gebouwen in hout oprichten. De economische welvaart en internationale handel uit de Romeinse periode gaat teloor en we treden binnen in de Middeleeuwen. In de volgende eeuwen doet ook het christendom zijn intrede en worden de eerste houten kerkjes opgericht. In deze periode treffen we diverse belangrijke historische figuren aan in de streek van Landen. De meest bekende is Pepijn van Landen (580-640), hofmeier en voorvader van Karel de Grote. Ook Sint-Gertrudis, dochter van Pepijn van Landen en abdis te Nijvel, en verder Sint-Bavo en Sint-Trudo zijn in de streek van Landen geboren. De woningen in hout werden nog niet teruggevonden maar grafvelden uit deze periode te Landen, Laar en Orsmaal-Gussenhoven getuigen van de uitgebreide bewoning in de regio. In deze periode groeien de oorspronkelijke Frankische nederzettingen uit tot de huidige kerndorpen die zo typisch zijn voor de Haspengouwse leemstreek. Sporen uit het verre verleden Er zijn slechts weinig archeologische resten zichtbaar gebleven te Landen. Het geoefende oog kan heel wat sporen en relicten uit het verleden in het landschap herkennen. De meest monumentale en ook de oudste nog zichtbare monumenten zijn de Romeinse tumuli of grafheuvels. Ook van de middeleeuwse motheuvels, kleine versterkte fortjes, zijn er nog diverse voorbeelden bewaard gebleven. Een aantal kerkjes zijn nog in authentieke vorm bewaard gebleven, zoals de Sint-Amanduskerk te Wezeren met een altaar waarin vroegmiddeleeuwse decoratieve stenen zijn verwerkt. De vrijgelegde funderingen van de opeenvolgende kerkgebouwen op het domein Sinte-Gitter te Landen zijn te bezichtigen in een archeologisch museum. |