Laar Laar is een middelnederlands woord dat woeste, onbebouwde grond betekent, waarschijnlijk met bossen omringd. Of een 'vrijweide', waar men zijn kudde vrij kon laten grazen. De schrijfwijze van Laar werd in de loop der tijden meermaals gewijzigd. In 1065 schreef men 'Laere', later Lare, Laer en vanaf 1932 Laar. Dit zeer oude dorp was reeds bewoond in de prehistorie. Men heeft er werktuigen gevonden uit silex, Romeinse dakpannen en tegels, urnen en kruiken in gebakken aarde, ook bijlen en fragmenten van messen, gebruikt door de Franken. Het museum voor oudheidkunde van Luik bezit een merkwaardige kristallen kelkvormige vaas uit Laar. In dit dorpje, in het hertogdom Brabant gelegen, was de abt van Sint-Truiden grondheer en bezat er een gerechtshof. Hij beschikte over het recht op de heerlijkheid, kerk en tienden, naast 74 ha in eigendom. Op 19 februari 1627 werd Laar door de Spaanse koning geschonken aan Contador Louis de Caseyo-Mayeda, echtgenote van Isabelle de Croy. Hun nicht IsabeIle de Strozzy verkocht in 1671 Laar aan Willem van Outelaar, drossaard van Diest. Op 28 juli 1696 kwam Laar in handen van Jean-Charles de la Bistraedt. In 1801 werd Laar ingelijfd in het Departement van de Ourthe (de latere provincie Luik). In 1963 kwam het terug naar Brabant. Vervolgens werd het op 1/1/1971 bij Neerwinden gevoegd en op 1/1/1977 bij Landen. De laatste burgemeester was Jules Loriers. |